Inleiding
Terwijl wij onze activiteiten tijdens de Corona-jaren hebben voortgezet, hebben alle imkers, vrijwilligers en Arista-medewerkers genoten van de herwonnen vrijheid om afgelopen jaar weer – letterlijk – nauw samen te werken aan het diverse takenpakket van ons teeltprogramma. De goede selectieresultaten werken “aanstekelijk”, wat blijkt uit het groeiende aantal imkers dat zich bij het programma wil aansluiten. Daarom moeten we onze fondsenwerving uitbreiden, want die imkers zijn het meest effectief en efficiënt als ze kunnen worden ondersteund door een projectleider van Arista.
In deze update leest u ons overzicht van de resultaten van 2022. 2022 was het 9ejaar van Arista, 2023 wordt alweer ons 10-jarigjubileum! Een goed moment om niet alleen stil te staan bij wat er bereikt is maar ook om plannen te maken voor het volgende decennium.
Vooruitgang in het teeltprogramma
Organisatie
In 2022 verwelkomden we Marian Meyer in Beers (Nederland), als nieuwe projectleider. Hij is afgestudeerd in Berlijn (Duitsland) waar hij al aan het VSH-gedrag werkte. Marian is al 6 jaar een gepassioneerde imker en heeft vorig jaar een steile leercurve doorlopen om de nodige vaardigheden te verwerven in het VSH-teelt programma. Hij ondersteunt nu de Nederlandse imkers in het door NL-EU SIB gefinancierde VSH-teelt programma. Daarnaast monitort en ondersteunt hij de teelt die we doen met onze Arista (donor/sponsor) kasten.
Voorjaarsinseminaties
Door het goede weer vroeg in het seizoen was in heel Europa een snelle start van de teelt van vitale koninginnen en darren voor de vele inseminaties mogelijk. In heel Europa ondersteunde Arista een tiental groepen met de inseminatie van ongeveer 1000 koninginnen. Duizend andere koninginnen werden zelf geïnsemineerd door imkers van de deelnemende groepen. Arista is drie jaar geleden begonnen met het geven van inseminatiecursussen voor de groepen om ervoor te zorgen dat steeds meer koninginnen door de imkers zelf kunnen worden geïnsemineerd.
In het vroege voorjaar hebben we ook een hoogwaardig spermaverdunningsmiddel geproduceerd en gedeeld – essentieel voor instrumentele inseminatie. In totaal werd 6 liter geproduceerd in de faciliteiten (steriele omgeving) van Hogeschool InHolland in Amsterdam. Het recept wordt al meer dan 20 jaar met succes gebruikt door Dr Guillaume Misslin en maakt het mogelijk sperma onder de juiste omstandigheden minstens 6 weken te bewaren.
Enkele-dar-inseminatie resultaten
Dit jaar hebben 130 telers deelgenomen aan het 1-dar gedeelte van het teeltprogramma, verdeeld over 31 groepen in 7 landen. We hebben in totaal 1065 testvolkjes beoordeeld. Het was de eerste keer dat we de lat van 1000 beoordeelde volkjes overschreden, een mooie mijlpaal voor alle deelnemende imkers.
En de resultaten waren opnieuw zeer goed: 34% van deze volken (367 in aantal) worden beschouwd als hoog VSH, wat betekent dat dergelijke volken de mijt zodanig onder controle kunnen houden, dat geen behandeling tegen Varroa nodig is. Van deze 367 volken met een hoog VSH-gehalte is 43% (149 in aantal) volledig resistent, wat betekent dat zij alle voortplantende Varroamijten uit te broed verwijderen. Dus zelfs na toevoeging van 100-150 mijten aan deze volken wordt geen enkele zich voortplantende Varroamijt in het broed aangetroffen (na het openen van 300-600 cellen…). Deze volken zijn geclassificeerd als 100% VSH.
Meerdere-dar-inseminatie resultaten
Italië
Elk jaar worden geselecteerde 1-dar testvolkjes met een hoog VSH-gehalte naar Italië gestuurd. De plaatselijke imkers maken daarvan dochters en laten die aanparen in een speciaal bevruchtingsstation dat is bevolkt met hoog VSH volken. Het eerste jaar groeien de volken en worden ze beoordeeld op de mijtbesmetting. De volken met minder dan 3% mijtbesmetting worden zonder behandeling overwinterd en het tweede jaar beoordeeld op alle belangrijke kenmerken zoals zwermneiging, zachtaardigheid, honingproductie en natuurlijk de Varroa-besmetting.
De best presterende volken, meestal één of twee per oorspronkelijke 1-dar-volk, worden gehouden om in het derde jaar darren te produceren. Dus ook in mei 2022 gingen 3 projectleiders en 5 vrijwilligers naar Noord-Italië om sperma te verzamelen van de best presterende Varroaresistente volken.
Dit uiterst waardevolle sperma werd vervolgens verdeeld over de deelnemende groepen die oorspronkelijk de 1-dar volkjes hadden geleverd. Met het verzamelde sperma konden 682 koninginnen worden geïnsemineerd. De uit die koninginnen ontwikkelde volken worden door de imkers opnieuw beoordeeld op alle belangrijke kenmerken, met inbegrip van de Varroa-besmetting. Deze Italiaanse selectiestap zorgt ervoor dat we niet alleen selecteren op VSH (in relatief kleine 1-dar geïnsemineerde koningin-volkjes), maar op alle belangrijke eigenschappen in grote productievolken onder standaard veldomstandigheden. Van de in België geïnsemineerde koninginnen die werden bemonsterd, hadden 85% zeer lage mijtenniveaus en deze worden dan ook niet behandeld tegen Varroa.
België-Sélange
Het transnationale, Belgisch-Luxemburgse, Varroaresistente (land)bevruchtingsstation van Sélange ontving in totaal 412 maagdelijke koninginnen gedurende 5 perioden van twee weken. De resultaten van de paringen varieerden van periode tot periode; zo bleek de eerste periode het minst gunstig voor de bevruchtingen en waren de resultaten in de daaropvolgende periodes beter. Het totale bevruchtingssucces was iets minder dan 60%.
Al deze koninginnen zullen, net als bij het Italiaanse project, in 2023 in productie worden genomen. De volken met de beste algemene eigenschappen (honingoogst, lage zwermneiging, zachtaardig) en zeer lage mijtenaantallen zullen in 2024 als darrenvolk worden gebruikt. De eerste resultaten van de in 2021 bevruchte koninginnen zien er goed uit wat betreft productiekwaliteit en Varroaresistentie. Voor een betere kwantificering moeten hier nog meer gegevens worden verzameld.
Jaar na jaar worden steeds meer natuurlijk bevruchte koninginnen in Sélange getest. De geteste koninginnen zijn een mix van oudere (langere selectie, hoger VSH) en jongere lijnen (met vers bloed voor meer biodiversiteit, maar over het algemeen lager VSH). Van de 251 in 2022 bemonsterde volken zijn 62% Varroa-resistent (<3% besmetting). Net als bij de andere landbevruchtingsstations is er nog steeds sprake van een “verdunning” van VSH-darren met niet-VSH-darren uit niet door Arista-imkers verzorgde volken.
Dit is geen probleem voor het teeltprogramma, aangezien wij alleen de darren van de beste volken (geboren uit onbevruchte eitjes, dus alleen de moeder vertegenwoordigend) van deze landstations gebruiken. Hoe meer VSH er in de niet-Arista volken in de buurt van het bevruchtingsstation terechtkomt, hoe hoger het resistentieniveau van de daar bevruchtte koninginnen zal worden. Het is uiteraard de doelstelling van de deelnemende imkers om geen enkel volk meer te hoeven te behandelen tegen Varroa.
Luxemburg-Fingig
In Luxemburg, op ongeveer 3 km bijenvliegafstand van Sélange, staat het (land)bevruchtingsstation van Fingig. Dit station is voorzien van darrenvolken uit het Luxemburgse VSH-teeltprogramma. Het station ontving 409 bevruchtingskastjes waardoor uiteindelijk 347 koninginnen (85%) succesvol aangepaard konden worden. De volken uit het VSH-teeltprogramma worden ook hier gecontroleerd op de mijtenpopulatie door volwassen bijen te wassen. Meer dan de helft van deze volken vertoont een hoge resistentie tegen Varroa.
Nederland-Bronlaak
Net als vorig jaar hebben we een bevruchttingsstation in Bronlaak in bedrijf gehouden om koninginnen te produceren voor productievolken. Voornamelijk imkers van naburige imkerverenigingen nemen deel door eerst larven van hoge VSH-volken over te larven bij Arista in Beers en vervolgens de bevruchtingsvolkjes iets meer dan 2 weken later naar het station te brengen. Verschillende van deze imkers doen voor het eerst aan koninginnenteelt en de voorbereiding van bevruchtingskastjes. Van de in 2021 aangepaarde koninginnen hebben we een grote spreiding in de gemeten mijtbesmetting. Verschillende koninginnen scoren heel mooi met scores onder de 3% en vaak 0%, maar zeker een derde van de koninginnen heeft ook veel hogere mijtenaantallen (5-15% in september). Voor het teeltprogramma kunnen de beste koninginnen worden gebruikt, maar voor de deelnemende imkers is het niet leuk als nog steeds een aanzienlijk deel van de koninginnen niet beschermd is tegen Varroa. De afgelopen twee jaar hebben we helaas verschillende, ons voorheen onbekende, imkers (met niet-VSH-bijen) in de buurt van het station aangetroffen.
Daarom hebben wij besloten het station te verplaatsen naar Linden, een klein dorpje vlakbij het hoofdkantoor van Arista en deels omgeven door water. In samenwerking met een plaatselijke imker en de bijenvereniging Bernheze zullen wij dit bevruchtingsstation beheren. Naast de betere geografische ligging zullen we ook het aantal darrenvolken op het station uitbreiden, om zo de VSH-bevruchtingsresultaten verder te verbeteren.
Flevoland
De teeltgroep Flevoland en het bevruchtingsstation hebben besloten zich volledig te concentreren op het VSH-teeltprogramma, ondersteund door Arista. Dus werd 2022 gebruikt om verschillende combinaties te maken (meerdere dar-inseminaties), volken te testen (op mijtenbesmetting) en de VSH-darrenvolken voor het station te produceren. Dit houdt in dat het station een instrument wordt in het VSH-teeltprogramma – daar waar het in het verleden meer een distributiepunt was.
Onderwijs voor de teeltprogramma’s
Zowel tijdens het seizoen als in de winter geven we via verschillende kanalen voorlichting aan imkers over specifieke zaken voor een succesvol teeltprogramma. In België hebben we webinars gegeven over teelt en selectie voor verschillende bijenrassen (Zwarte bij, Carnica en Buckfast) en over het Arista VSH-teeltprogramma.
Verder gaven we zowel persoonlijk als online cursussen over onderwerpen als selectie en voorbereiding van darrenvolken, selectie en beheer van stamboomgegevens in onze eigen ontwikkelde software Queenbase en gaven we ook inseminatiecursussen. De mate van ondersteuning die wij via onze voltijds projectleiders in een bepaald land kunnen geven, hangt af van de hoeveelheid financiële steun (particulier of overheid) uit dat betreffende land.
Onderzoek & Ontwikkeling
Genetische marker voor VSH
Dit project begon in 2018 als een samenwerking tussen Arista, hogeschool Van Hall Larenstein, hogeschool Inholland en Bejo Zaden in het kader van een “RAAK-pro” subsidie. Arista verzamelt elk jaar tijdens de vele VSH-tellingen van tientallen volken monsters met bijen. Uit al deze monsters werden 75 zeer hoog VSH en 75 zeer laag VSH-volken (dus die met de grootste verschillen in VSH-niveaus) geselecteerd voor verdere analyse. Van ieder van deze 150 volken (20 werksters per volk) werd het volledige genoom via sequentie bepaling in kaart gebracht. De resulterende genetische code van elk van de volken in de ene pool werd vergeleken met de genetische sequentie van de volken in de andere pool. Het team vergeleek dus hoog VSH-volken met laag VSH-volken met als doel verschillen te vinden die hopelijk verantwoordelijk zijn voor het VSH-gedrag in de hoog VSH-volken (of het ontbreken daarvan in de laag VSH-volken).
We zijn zeer verheugd te kunnen mededelen dat we inderdaad meerdere significante verschillen hebben gevonden in het genoom van de twee verschillende groepen. Dit is zeer goed nieuws! Dit is echter nog geen bewijs dat de geïdentificeerde genen of gebieden verantwoordelijk zijn voor het VSH-gedrag zelf. Het zouden ook gewoon gebieden in het genoom kunnen zijn die toevallig meer of minder voorkomen bij onze bijen met hoog of laag VSH. In het laatste geval zouden zij nog steeds nuttig kunnen zijn als marker. Echter grote voorzichtigheid is dan geboden, aangezien het genoom van de honingbij veel recombineert van de ene generatie naar de andere. Wat tot gevolg kan hebben dat een bepaalde sequentie slechts gedurende een beperkte tijd of in een beperkt deel van de populatie met VSH in verband kan worden gebracht.
Er is veel vooruitgang geboekt, want we hebben niet alleen deze gebieden geïdentificeerd, maar ook een grote database aangelegd met het volledige genoom van de honingbij van een groot aantal volken. Met de geïdentificeerde gebieden en het volledige genoom kunnen we nu semiautomatisch zoeken naar kleine stukjes genetische code die uniek zijn voor de geïdentificeerde gebieden in het genoom. Deze kleine stukjes genetische code vormen de basis voor het maken van probes, markers die in een laboratoriumtest kunnen worden gebruikt. Zowel de hoog-VSH-gekoppelde code als de laag-VSH-gekoppelde code kan worden gebruikt om kleine stukjes DNA te maken die “kleven” aan ofwel de hoog-VSH- ofwel de laag-VSH-regio’s (in een snelle laboratorium test). Door aan de kleine stukjes DNA een fluorescerende kleur te koppelen die verschillend is voor hoog en laag VSH, ontstaat een markertest.
Wij ontwikkelen momenteel kandidaat-markers die wij eerst zullen testen op bestaande monsters, waarvan het VSH-niveau bekend is, om zo de voorspellende waarde van de markers te kunnen bepalen. Vervolgens selecteren we de meest veelbelovende markers om een panel samen te stellen dat getest kan worden op een veel grotere reeks monsters die we in de komende maanden en jaren zullen verzamelen.
De genetische analyse en de markers worden momenteel uitgevoerd en gemaakt op basis van hoofdzakelijk één bijensoort (Buckfast). Als de markers werken, zullen we ook moeten aantonen dat dit het geval is voor andere bijensoorten. Afhankelijk van hoe lang geleden de genetische eigenschap is vastgelegd, zouden er meer of minder aanpassingen moeten worden gedaan om de tests ook bij andere bijensoorten te laten werken.
Er is dus een zeer grote stap gezet (identificatie van gebieden op het genoom). Nu moet de ontwikkeling van markers uitwijzen of dit inderdaad kan worden omgezet in een succesvolle test voor de selectie van resistente honingbijen. Het zou van zeer grote waarde zijn als we een dergelijke test zouden kunnen produceren, omdat we dan veel meer volken voor screening zouden kunnen betrekken bij de teelt (waarbij dan slechts een relatief eenvoudige laboratoriumtest nodig is) en tegelijkertijd ook zeer gedetailleerde informatie zouden krijgen over het resistentieniveau per koningin, met inbegrip van eventuele ontbrekende genen in het geval van gedeeltelijke resistentie. In deze gevallen zouden met dezelfde test “passende” partners kunnen worden geïdentificeerd om het resistentieniveau in de volgende generatie te verhogen.
Arista, Inholland en Bejo Zaden werken samen aan deze genetische markers, gesteund door de goedgekeurde NL-EU-SIB-overheidssubsidie, en zullen tevens op zoek gaan naar nieuwe partners en bronnen van financiering om dit veelbelovende instrument op een zo breed mogelijke basis (verschillende bijensoorten en geografisch) te ontwikkelen.
Kortom, wij hebben de heilige graal nog niet gevonden maar wel stukjes van de kaart die naar de ontdekking ervan kunnen leiden. Wij zijn nu nog gemotiveerder om te blijven zoeken…. We vertrouwen op Aristaeus om ons te helpen op deze spannende reis, maar kunnen alle extra steun bij deze speurtocht gebruiken…
VSH-snel test
Wij zijn begonnen te werken aan een sneltest waarmee een imker het resistentie/ VSH-niveau van een volk zelf kan bepalen zonder de uitgebreide broedtest uit te voeren of lang te moeten wachten om te zien of de mijtbesmetting laag blijft. In principe zou zo’n werkende test nóg een heilige graal kunnen zijn, als de test het VSH-niveau betrouwbaar zou kunnen voorspellen.
Een van de benaderingen voor een dergelijke test is het gebruik van geuren, verbindingen die in verband kunnen worden gebracht met het VSH-gedrag. Toediening van dergelijke stoffen direct op het broed zou idealiter het verwijderingsgedrag van het broed op gang brengen – specifiek in VSH-volken en niet in niet-VSH-volken.
Een van de eerste ontwikkelde potentiële testen is de UBO-test, ontwikkeld door Kaira Wagener. UBO staat voor Unhealthy Brood Odor. In 2022 had Arista een eigen project in Nederland maar ondersteunde ook een project in België met Buckfast Vlaanderen en de Universiteit van Leuven als hoofdaannemers. Een groot aantal volken (>60) met verschillende niveaus van VSH (zoals gemeten in onze broedtest) werd onderzocht op hun generieke broedhygiëne met de twee standaardtesten; de vloeibare stikstoftest en de pintest, en daarnaast werden ook de UBO-test (een spray met geselecteerde verbindingen) en de standaard VSH-broedtest uitgevoerd (aantasting van het broed met Varroa en het tellen van de resterende reproducerende en niet-reproducerende mijten). In overeenstemming met veel onderzoek dat in de afgelopen decennia is verricht, vertoonden de vloeibare stikstoftest en de pintest meetbare, maar lage correlaties met zowel de VSH-broedtest als de UBO-test. De UBO-test zelf vertoonde slechts een zeer lage of geen correlatie met de VSH-broedtest.
Voor de hygiënische tests is bekend dat omgevingsfactoren (dracht enz.) de resultaten van de tests kunnen beïnvloeden. Dus ook de UBO-test kan mogelijk hogere scores opleveren in het voorjaar dan in de zomer (wanneer wij de tests uitvoerden, aangezien dit ook de periode is waarin wij onze VSH-broedtesten uitvoeren). Maar als Arista zijn wij niet alleen geïnteresseerd in hygiënisch gedrag, dat slechts een zwak verband blijkt te hebben met Varroaresistentie. Wij geloven ook niet dat we moeten vertrouwen op mechanismen die slechts in kleine delen van het jaar of onder zeer specifieke omstandigheden zouden voorkomen. Daarom heeft Arista besloten het werk met de UBO-verbindingen niet voort te zetten.
Tijdens het werk aan deze UBO-verbindingen, werd ook het werk van Fanny Mondet met een andere set verbindingen gepubliceerd, de “VPS”-verbindingen: Varroa Parasitaire Specifieke verbindingen. Interessant is dat Fanny Mondet heeft kunnen aantonen dat deze verbindingen alleen in de cel aanwezig zijn wanneer er ook jonge mijten aanwezig zijn. Dit maakt het zeer interessant omdat dit ook de basis is van het VSH-gedrag: het verwijderen van broed waar jonge mijten aanwezig zijn…. Gesteund door de Goeie Grutten subsidie en advies van Fanny Mondet zijn we nu begonnen met deze aanpak. We hopen dat we dit jaar de eerste experimenten kunnen doen om te zien of deze verbindingen inderdaad kunnen worden gebruikt voor de ontwikkeling van een VSH-sneltest. .
Arista kasten
De 22 Arista kasten in Nederland spelen een steeds belangrijkere rol in onze activiteiten. Terwijl de financiële bijdrage al 1/3 van ons budget is, vormen de volken ook een brug naar nieuwe imkers en lokale verenigingen in het hele land. Aangezien deze volken veelal door lokale imkers worden verzorgd, worden zij vaak ook ambassadeurs van ons programma in hun eigen regio.
Naast de Arista bijenkasten in Nederland hebben we dit jaar de steun voor onze eerste Arista bijenkast in België kunnen krijgen! De Arista bijenkasten zijn ook een goede bron voor ons teeltprogramma. Dit voorjaar hebben we verschillende koninginnen teruggebracht naar het Arista hoofdkantoor in Beers, omdat zij het beste presteerden. Naast de zeer lage mijtenniveaus presteerden ze goed op honingoogst, lage zwermneiging en zachtaardigheid.
Nu terug bij Arista maken deze koninginnen deel uit van de “top-league” en worden ze gebruikt door de deelnemende imkers in het teeltprogramma. Hartelijk dank aan de donateurs en sponsors van de Arista kasten!
Over het algemeen doen de Arista bijenkasten het erg goed wat betreft de mijtbesmetting. Wanneer de gegevens van de afgelopen 2 jaar worden gecombineerd, blijft het mijtenniveau van het begin tot het einde van het seizoen gemiddeld rond of onder 1% (natuurlijk zonder behandeling). Deze zeer lage mijtenwaarden komen ook tot uiting in de manier waarop de volken overwinteren. Wij zijn de winter ingegaan met in totaal 41 koninginnen (in de Arista-kasten plus reservekoninginnen), waarvan beide ouders als hoog VSH bekend staan. Daarvan heeft slechts één volk het voorjaar niet gehaald! Dit is een zeer goed resultaat, vergeleken met de algemene, nationale percentages dode volken na de winter in Nederland en België die tussen 30 en 40% liggen (waarbij de meeste imkers meerdere behandelingen per jaar uitvoeren). En de verschillen zitten niet alleen in het aantal volken dat de winter overleeft, maar ook in de sterkte van die volken. In de meeste volken met een hoog VSH-gehalte zien we ook zeer lage winterverliezen in het aantal ramen met bijen. In principe geldt bij ons winter-in = winter-uit. Voor niet-VSH volken beschouwen de meeste imkers het als “normaal” als een volk na de winter half zo groot is als voor de winter. Wij zien nu het overwinteren van volken zoals het was voordat de Varroa in de jaren tachtig zijn vernietigende werk begon…
Het volgende decennium
Aan het eind van dit jaar is Arista 10 jaar actief. Wat hebben we geleerd en wat zijn de plannen?
We hebben tijdens deze reis verschillende lessen geleerd.
De eerste is dat “het werkt”. Het uitvoeren van een teeltprogramma, gebaseerd op de uitvindingen van de USDA en gecombineerd met moderne selectiemethoden voor bijenteelt, resulteert in volledig Varroaresistente honingbijen in combinatie met goede andere eigenschappen. Het is veel werk, maar de resultaten zijn zeer goed en maken alle investeringen in bloed, zweet en tranen de moeite waard! Nu moeten we ons erop voorbereiden om dit te doen voor een brede basis van de honingbijen (ondersoorten, bloedlijnen) en een brede geografische vertegenwoordiging.
De tweede les is de noodzaak van samenwerking. De imkers die zich organiseerden in teeltgroepen waren het meest succesvol. Werken in een teeltgroep zorgt ervoor dat belangrijke informatie beschikbaar is en gedeeld wordt. Van mislukkingen wordt collectief geleerd, successen worden samen gevierd. Waar imkers er soms om bekend staan alleen te werken, heeft de gemeenschappelijke vijand ons in feite samengebracht. Het model, met een groep gepassioneerde imkers, ondersteund door Arista-projectleiders voor ondersteuning en coördinatie, werkt heel goed.
De derde les is dat de financiering van deze Arista-projectleiders het best werkt als nationale bijenverenigingen zich actief inzetten voor het verwerven van nationale, EU- en particuliere subsidies. De regio Wallonië is tot nu toe het succesvolste geweest. Maar ook in Nederland hebben de bijenverenigingen de eerste NL-EU-subsidie voor Arista actief ondersteund.
In andere landen, zoals het grote bijenland Duitsland, kan en moet meer vooruitgang worden geboekt. In Duitsland werd dit voorjaar een zeer bemoedigend initiatief genomen tijdens een grote conferentie (https://varroaresistenzprojekt.eu), georganiseerd door alle grote bijenverenigingen.
Naast de bijeninstituten waren ook vertegenwoordigers uit de buurlanden uitgenodigd. De conferentie wordt momenteel vervolgd door regelmatige workshops. Hier worden schriftelijke voorstellen gemaakt die bij de Duitse autoriteiten kunnen worden ingediend en een plan gevormd voor het telen van een Varroaresistente honingbij in een grote coöperatieve context. Tijdens de conferentie werd de ambitieuze doelstelling vastgesteld om de Duitse honingbijen tegen 2033 Varroaresistent te maken! Arista maakt deel uit van de werkgroepen en is zeer gemotiveerd om deze ambitie te ondersteunen.
Meer naar het westen kijkend moeten we vaststellen dat er, ondanks het feit dat VSH is ontdekt in de Verenigde Staten (USDA, Baton Rouge), slechts een paar initiatieven zijn gestart met tot nu toe beperkte implementatie. Gezien de ervaringen van de afgelopen 10 jaar in Europa en de vooruitgang die we boeken op weg naar een genetische marker, heeft Arista de USDA benaderd om opnieuw een technische overdracht van de teelttechnieken naar de Amerikaanse bijenindustrie op te starten. Het is ons doel om een combinatie van initiatieven te starten waarbij de expertise van zowel de USDA als Arista wordt gebruikt. Dit programma bevat zowel de ontwikkeling van nieuwe tools als het opzetten van een proefproject voor de productie van volledig Varroaresistente productiekoninginnen.
En meer naar het oosten kijkend zijn we onlangs benaderd door partijen uit Nieuw-Zeeland en Australië om te zien wat er gedaan kan worden om een teeltprogramma voor Varroaresistentie op te starten. Het zou zeer de moeite waard zijn als de tot nu toe opgebouwde kennis ook aan deze kant van de planeet kan worden ingezet!
Het komende decennium kan dus eigenlijk worden omschreven als “geo-expansie”. Terwijl we nieuwe instrumenten zoals de genetische marker ontwikkelen, zijn we klaar om meer bijenverenigingen, bijenhouders en van bijen afhankelijke bedrijven bij het project te betrekken in een meer mondiale context.
Hartelijk bedankt
De grote stappen voorwaarts in de VSH-teelt zijn alleen mogelijk door de honderden vrijwilligers die in het programma actief zijn. Een zeer grote verscheidenheid aan taken wordt uitgevoerd door een groot aantal vrijwilligers.
Arista teamwork: vrijwilligers aan de slag met honing afvullen, etiketteren en schilderen van kasten
In de eerste plaats de imkers die deelnemen en kwaliteitskoninginnen en -darren produceren voor de 1-dar en meerdere-dar sessies; zij besteden het hele jaar door hun kostbare tijd aan deze veeleisende taak naast hun andere bijenteelt-, beroeps- en privéactiviteiten. Eén testvolk vergt het equivalent van meer dan een volledige werkdag. Elk jaar dus weken van vrije tijd geïnvesteerd om een nieuwe generatie potentiele teeltkoninginnen te produceren. Ten tweede zou de selectie niet mogelijk zijn geweest zonder de steun van de vele vrijwilligers, imkers en niet-imkers. Zij beoordelen de volken door de besmette ramen zorgvuldig te onderzoeken, en ondersteunen het programma ook op 1001 andere manieren, zoals de voorbereiding van de telruimtes, de catering voor de tel- en inseminatiedagen, de algemene logistiek, de voorbereiding van ramen en kasten, de extractie van honing, het verwerken van monsters en gegevens, etc., etc.
Onze grote dank gaat ook uit naar onze sponsoren, particuliere donateurs en financiers die ons in staat stellen de imkers te ondersteunen met de professionele steun van onze projectleiders. Bovendien maken deze fondsen het mogelijk om onderzoek te doen naar nieuwe instrumenten voor het selectieprogramma.
Dank u allen voor uw bijdragen. Deze maken het mogelijk om ons met passie te blijven inzetten voor gezonde bijen in steeds meer regio’s en landen.
Het Arista team